Antifragile

Things that Gain from Disorder

Nassim Nicholas Taleb

Het tegenovergestelde van fragiel is niet robuust of veerkracht . Het tegenovergestelde van fragiel is anti-fragiel. Om zijn punt te maken gebruikt Taleb drie krachtige metaforen: het Zwaard van Damocles, de Feniks en de Hydra.

Het Zwaard van Damocles hangt ogenschijnlijk onaangeroerd boven het hoofd van de koning. Een fragiele situatie, want één kleine schok en zijn kop ligt eraf. De Feniks daarentegen, die steeds weer verbrandt en uit zijn as herrijst is  robuust, want hij reïncarneert steeds weer in zijn oorspronkelijke vorm. En dan heb je de Hydra: bij elke afgehakte kop groeien er twee terug. De Hydra is antifragiel – zij groeit en bloeit juist door schade. En daar ligt de kern van Talebs these: sommige systemen zijn niet alleen bestand tegen chaos, ze hebben er baat bij. Ze gedijen erbij.
Evolutie is zo’n antifragiel systeem. Door kleine incrementele mutaties, foutjes en schokken in het systeem wordt het geheel sterker en in staat gesteld om te groeien en te bloeien. 

In een wereld die steeds complexer, onvoorspelbaarder en gevoeliger wordt voor verstoringen, biedt Taleb een radicaal alternatief voor het maakbaarheidsdenken van het Modernisme. Hij wijst op het gevaar van overoptimalisatie, van modellen die de werkelijkheid proberen te benaderen. Systemen die niet tegen een stootje kunnen worden juist door hun schijnzekerheid gevaarlijker. Denk aan banken, megasteden, het onderwijs of de gezondheidszorg.

Talebs eerdere boek, The Black Swan, legde al bloot hoe we blind zijn voor zeldzame gebeurtenissen met ongekende impact. In Antifragile gaat hij nog verder: niet alleen herkennen dat zwarte zwanen bestaan, maar systemen bouwen die profiteren van hun komst.

Een fundamenteel principe dat Taleb introduceert is wat hi noemt via negativa: in plaats van systemen te verbeteren door er steeds meer aan toe te voegen, zou je ze sterker kunnen maken door juist weg te nemen wat schadelijk is. Niet door méér kennis, regels of technologie toe te voegen, maar door zo veel mogelijk ruis, complexiteit te verwijderen. Minder doen om meer te bereiken – het is een stoïcijns, bijna taoïstisch principe dat in schril contrast staat met het moderne idee van vooruitgang.

Een van zijn krachtigste ideeen is het zogenaamde Lindy-effect: alles wat lang heeft bestaan, heeft een grotere kans om nog langer te blijven bestaan. Technologieën, ideeën, tradities – als ze de tand des tijds hebben doorstaan, zijn ze waarschijnlijk robuuster dan wat gisteren is bedacht. Zo bezien is grootmoeders recept waardevoller dan het nieuwste voedingsadvies van een influencer met een PhD. En kun je beter eerst Plato en Shakespeare lezen voordat je een pas uitgegeven roman uit de kast trekt.

Taleb duidt dit denken met een aantal typische karakters: de Soprano achtige Fat Tony, de straatwijze realist zet hij tegenover de fragilistas – theoretici en academici die geen skin in the game hebben. Volgens Taleb kun je beter luisteren naar Fat Tony dan naar beleidsmakers of bestuurders die zelf nooit risico lopen en de gevolgen van hun handelen afschuiven op de maatschappij.

Hij pleit voor een vertrouwen in heuristiek - eenvoudige vuistregels die voortvloeien uit ervaring en door schade en schande zijn geperfectioneerd -  boven ingewikkelde modellen waarvan de aannames al bij de start ondeugdelijk zijn. Zijn kritiek op modellen is genadeloos: hoe meer data, hoe groter het risico op schijnzekerheid. Hoe complexer het model, hoe fragieler het systeem dat erop gebouwd is.

Ook de stoïcijnse levenshouding van de Romeinse filosoof Seneca komt aan bod. Niet alleen filosofisch, maar praktisch: bereid je voor op verlies, leef soberder dan nodig is, wees onafhankelijk van externe omstandigheden. Zo word je antifragiel – onaantastbaar. Niet door aan systemen vast te houden, maar door los te laten.

Taleb geeft geen stappenplan, maar een denkkader. Hij schopt tegen heilige huisjes, ridiculiseert experts zonder ervaring en ontmaskert de illusie van controle. En dat allemaal met een flinke dosis humor en brutaliteit. In dat licht gaat duurzaamheid niet over perfectie en onaantastbaarheid, maar over het vermogen tot aanpassing. Over ontwerpen die niet stuk gaan bij gebruik, maar er mooier van worden. Over systemen die groeien van frictie, net als de natuur.