In Praise of Shadows

--

Jun'ichirō Tanizaki

Dit compacte, essayistische werk uit 1933 van de Japanse schrijver Jun'ichirō Tanizaki is een ingetogen lofzang op het schaduwspel van het bestaan. In een wereld die almaar helderder, glanzender en perfecter wil zijn, stelt Tanizaki een radicaal andere esthetiek voor: die van het onvolmaakte, het vergankelijke, het duistere.

Tanizaki laat zien dat schoonheid geen absolute waarde is, maar een cultureel geconstrueerd perspectief. Waar het Westen vaart bij symmetrie, licht, glans en perfectie, waardeert het Oosten het matte, het verweerde, het getemperde. In plaats van een porseleinen badkamer met blinkend staal, prijst hij het diepbruine hout van een halfdonkere ruimte, de zachte glans van het gebarsten lakwerk die slechts zichtbaar wordt bij kaarslicht, het craquelé in keramiek als bewijs van gebruik en geschiedenis.

Wat zo raakt aan dit boek is de herinnering dat onze esthetiek niet universeel is, maar gevormd door traditie, klimaat, religie en ritme. Waar het Westen Verlichting bijna beschouwd als metafysisch ideaal, krijgt de Schaduw hier een bijna sacrale kwaliteit. Niet het verbergen, maar het verhullen wordt gekoesterd. Schoonheid openbaart zich niet in het licht, maar in de suggestie, in het vermoeden, in de halfduisternis.

Het boek herinnert ons eraan dat ruimtelijk ontwerp niet alleen gaat over het visuele, maar juist over atmosfeer, over wat gesuggereerd wordt. In een tijd van overbelichting waarin LED lampen tot in de kleinste hoekjes doordringen, nodigt In Praise of Shadows ons uit tot terughoudendheid. Tot eerbied voor het onbekende. Tot ontwerpen met schaduw, stilte en tijd.

De inzichten van Tanizaki sluiten naadloos aan bij onze aandacht voor wat we contextuele, bezielde ruimte noemen. Ze laten zien hoe licht en donker een verhaal vertellen over een plek, en hoe architectuur niet alleen functioneel of visueel is, maar vooral ook cultureel en zintuiglijk geladen. Het matte, imperfecte vertelt misschien wel meer dan het gladgepolijste.

Tanizaki’s essay is een stil protest tegen de wereldwijde standaardisering van smaak. Het is een pleidooi voor culturele nuance, voor het koesteren van lokale gevoeligheden en het accepteren van het onvolmaakte. Daarmee sluit het naadloos aan bij een van AMORV’s kernwaarden: diversiteit als bron van schoonheid. Want ook schoonheid zelf is systemisch: gevormd in relatie tot tijd, ruimte, ritueel en cultuur.